De vorm en afmetingen van de standaard stoel in het boek Constructies voor de fijne houtbewerking (blz.146; 5e druk, geheel herzien 2011) zijn de uitgangspunten voor het ontwerp. Deze stoel geeft precies aan welke eisen de school als minimum stelt aan complexiteit, constructies en vormgeving. Het ontwerp moet altijd in overleg met onze PO en praktijkdocent worden ontwikkeld.
De achterstijlen moeten voorzien zijn van valling.
Voor de constructies van de stijlen en de regels moeten wij traditionele pen-en-gatverbindingen toepassen. De zitting dient een trapeziumvorm te krijgen, zodat wij kennismaken met enkelschuine pen-en-gatverbindingen. Voor de optie dubbelschuine pennen mogen wij kiezen, mits onze praktijkdocent akkoord gaat.
De zitting mag gestoffeerd worden. In dat geval maken we gebruik van een zittingraam volgens het constructieboek (pen-en-gatverbinding) ( blz.146)
De kapregel dient een gebogen vorm te hebben. De minimale breedte van de kapregel dient 100 mm te zijn.
De stoel moet voorzien zijn van hoekklossen om de constructie te versterken. De hoekklossen dienen naadloos te passen tegen de regels, zijn vastgelijmd en geschroefd.